Post scriptum

Zandhoornbloem door Gerrit van Ommering
Zandhoornbloem door Gerrit van Ommering

De liefde bracht dichteres Elisabeth Maria Post rond 1800 in Noordwijk, maar liefde voor de Noordwijkse duinen was er niet. Zo schreef ze in het gedicht Elegie: “…hier, waar geen boom ooit ruist, geen groene struik wil groeien,/waar maagre duinhelm slechts aan ’t dorre zand ontspruit,/waar tussen ’t dunne gras slechts arme bloempjens bloeien,/en ’t luimig windjen langs verbloeide distels fluit; …”. Uit heimwee ging ze terug naar haar geliefde Gelderland. Ze had beslist interesse voor de natuur, vooral voor de ongecultiveerde, vrije natuur. Misschien had ik nú haar interesse kunnen wekken voor ook die nietige flora.

Op een mooie eind-aprildag liep ik over een diep uitgesleten zandpad aan de oostzijde van Meijendel. Kleine, wilde bijtjes (zandbijtjes?) vlogen er zigzaggend zoekend overheen. misschien speurend naar een partner. Opeens zag ik zo’n bijtje naast het pad actief op een zandhoornbloempje. Daarna op nog een paar van die bloempjes, die zo onopvallend én algemeen in het duin zijn dat ze in dit blad waarschijnlijk nooit afgebeeld zijn. Slechts een paar millimeter, en dan nog vuilwit. Ik ging ervan uit dat die vroege bijtjes op bloeiende wilgen en meer opvallende vroege bloeiers als duinviooltje vlogen. Natuurlijk ging ik extra opletten, op die dag en de weken erna: een bij bestoof vier bloemen van het klein tasjeskruid, daarna een vroege paardenbloem en een veldkers; de dagen erna een flinke zweefvlieg op het tasjeskruid, met ook weer een bijtje; een kleine zweefvlieg vloog op vier kandelaartjes; een vlieg lijkend op een kamervlieg op tasjeskruid, en ook een vuurvlinder op dat kruid; dat vlindertje zat ook op ruw vergeetmijnietje. Bijna allemaal ‘arme bloempjens’.

Misschien is dat alles vrij onbetekenend op het totaal aantal bloemen. Kandelaartjes met vele duizenden zij aan zij zag ik in bloei, met onder de helderwitte bloemen de bladeren en stengels, alleen maar roodgekleurd. Maar niet één bestuiver te zien… Of die planten belang hebben bij zo’n incidentele bestuiving, of ook het menu van de bestuivers goed aangevuld wordt, ik weet het niet.

In het vroege voorjaar bloeit er meer dan het lijkt. De bloemen zijn vaak wit, nietig en geurloos. Onopvallend dus. Logisch, zou je kunnen zeggen, want voor bestuivers is het meestal nog te koud. Vroege bloeiers hebben zich daaraan aangepast. Wind- en zelfbestuiving is het gevolg. Kleur voor een bloem is overbodig. Geur evenzo. Toch zijn er dus bestuivende insecten. Trouwens, er is in Noordwijk natuurlijk nooit een straatje naar Elisabeth Post genoemd.

Peter van den Berg

Dit artikel verscheen in ons blad Duin. Wil je meer weten over de Nederlandse kust? Word donateur en ontvang Duin elk kwartaal. Of vraag een gratis proefexemplaar aan.

Gerelateerde berichten

Ze zijn nu niet te vinden, of schaars. Ze wachten betere tijden af in de vorm van larve of pop, ze zitten diep in de grond, houden een winterslaap, zijn zuidwaarts vertrokken of zitten bij de kachel een stukje voor Duin te schrijven.
Wie op sporen let tijdens een duinwandeling, ziet vooral veel prenten van honden, met daarbij die van hun baasjes. Een sneeuwlaagje onthult –vaak schrikbarend– hoe veel huiskatten ’s nachts op pad zijn geweest.
De aalscholver is een opvallende vogel die je bijna overal kan zien, zeker als er water in de buurt te vinden is. Ze broeden in grote kolonies, vooral bij de grote wateren zoals het IJsselmeer. Maar ook in de duinen zijn grotere en kleinere kolonies te vinden.