Kardinaalsmuts in herfsttooi door Ronald van Wijk

Zij is beslist op haar mooist in het late najaar, wanneer de bladeren hun rode herfsttooi hebben gekregen, voordat ze afvallen. Ook de opvallende rozerode rijpe vruchten dragen bij aan die pracht. De vruchten hebben de naam aan deze struik gegeven: wilde kardinaalsmuts. De naam stamt uit een tijd waarin veel mensen nog wisten dat kardinalen in de Rooms-Katholieke kerk vierhoekige rode hoofddeksels droegen.

Als de vruchten rijp zijn, splijt de rozerode vruchtwand open en komen de zaden, in hun vlezige oranje omhulsel (zaadrok), tevoorschijn. Die kleurcombinatie is nog opvallender. Dat zal wel een signaal zijn voor de zaden-etende (trek)vogels die dan het duin bevolken. Maar ook als duinwandelaar kun je daarvan genieten. Het is echt een plaatje.

De rest van het jaar is de struik nogal onopvallend en loop je er zomaar langs, zonder op te merken. Behalve als er een stippelmottenplaag heerst en de struiken in juni helemaal verpakt zijn in gigantische spookachtige grijs-witte spinselwebben. Ze doen je denken aan de kunstwerken van inpakkunstenaar Christo. Maar daarover later.  

Donkergroene takken

De wilde kardinaalsmuts is een forse struik die vrijwel altijd samen met andere struiken in duinstruwelen en langs bosranden groeit. Vooral op kalkrijke duingronden zijn ze algemeen. Een volwassen exemplaar is al gauw meer dan drie meter hoog. In tegenstelling tot verschillende andere struiken uit de duinstruwelen, hebben ze geen stekels. De struiken zijn goed herkenbaar aan de donkergroene jonge takken. Ze kunnen heel goed in de schaduw van andere bomen of struiken leven, zoals berken, eiken of meidoorns. Het gevolg is wel dat ze maar langzaam groeien.

Gastvrije herberg

Een hele reeks ‘gasten’ maakt gebruik van de kardinaalsmuts. Reeën zoeken dekking in de kardinaalsmutsstruwelen en eten ervan tot waar ze bij kunnen. Allerlei vogels, zoals grasmus en nachtegaal, schuilen en broeden er, maar ook insecten profiteren van de kardinaalsmuts. Zo zijn er bladluizen die de struik als wintergastheer gebruiken. In het voorjaar krijgen zij vleugels en vestigen zich op andere planten. Helaas ook op planten in kassen, waar ze ondanks ‘biologische’ bestrijding schadelijke plantenvirussen overdragen. En virusbestrijding is uitermate lastig, weten we tegenwoordig. Ter bestrijding van luis werden in het Verenigd Koninkrijk kardinaalsmutsen verwijderd uit hagen en bossen.

Kardinaalsmuts met rozerode vruchten. Foto: Nico van Kappel

Nog meer beestjes

Eind april komt de kardinaalsmuts in bloei, maar je moet wel goed kijken om de kleine geelgroene bloempjes te zien. Voor de insecten die de bloemen bestuiven, is dat geen probleem. Ze worden met veel nectar gelokt. Je ziet dan vaak hele zwermen ‘zwarte vliegen’ (bibio’s) rond de struiken zweven. Ze zien er met hun pikzwarte kleur en 1 cm lengte en hangende pootjes een beetje angstaanjagend uit, toch zullen ze als vegetariër geen vlieg kwaad doen. Hun officiële Nederlandse naam is Maartse vlieg. Die naam is knap ongelukkig, want ze vliegen beslist niet in maart en het zijn muggen. ‘Maarts’ is een verbastering van de wetenschappelijke naam: Bibio marci.  

Niet alle insecten zijn de kardinaalsmuts zo welgezind. Rupsen van sommige stippelmotten lusten niets anders dan haar blaadjes. De kardinaalsmutsstippelmot is het meest algemeen, vooral in de duinen. De voorvleugels van dit vlindertje zijn helder wit met piepkleine zwarte puntjes; de achtervleugels zijn bruin. Ze vliegen in juli en augustus en leggen dan hun eipakketjes op de jonge twijgen van de kardinaalsmuts. Zo’n pakketje wordt afgedekt met een geelbruine substantie. Aan het eind van de zomer komen de rupsjes uit het eitje, maar ze blijven onder het eischild tot het volgende voorjaar. Ze vreten dan een gang in een bladknop. Die aantasting kun je van dichtbij goed herkennen, omdat het hele takje slap gaat hangen.

Spookbomen

In de volgende fase gaan de jonge rupsen met elkaar een spinsel maken rond de bladeren die ze opvreten. Naarmate ze groeien worden die spinsels groter. De functie van de spinsels is duidelijk. Op die manier beschermen de rupsen zich tegen roofvijanden: rode bosmieren, allerlei insectenetende vogels en parasieten. En die bescherming werkt, want eens in de paar jaar zijn de aantallen rupsen zo sterk toegenomen dat over hele gebieden alle kardinaalsmutsen helemaal verpakt zijn in stippelmotspinsel.

Als je dan naar binnen kijkt, blijkt vaak dat alle bladeren al verorberd zijn. De wal keert dan het schip: niet alle rupsen zullen voldoende voedsel vinden om te verpoppen. Daarna moet je weer een paar jaar wachten om opnieuw ‘spookbomen’ te kunnen zien.

Volgroeide rupsen laten zich van de kardinaalsmuts zakken om als pop te overwinteren in de grond. Als wandelaar is het nogmaals griezelen, wanneer je door een gordijn van rupsen aan spinseldraadjes loopt.

Levenloos achtergelaten?

De met spinsel ingepakte, kaalgevreten struiken zagen eruit of ze levenloos waren achtergelaten. Toch hebben ze zich in de zomer en het najaar weer aardig hersteld. De eerste keer dat ik die ingekapselde struiken zag, zonder een enkel groen blaadje, had ik er geen vertrouwen in dat de struiken het nog zouden redden. Dat herstel is uitzonderlijk en zal voor een deel samenhangen met het vermogen van de groene kale stengels om net als de bladeren zonlicht voor fotosynthese te gebruiken. Ook daarin is de kardinaalsmuts een kampioen.

Een voedzame bonus

Vrucht door Nico van Kappel

In een jaar zonder die extreme vreterij beginnen de vruchten laat in de zomer te rijpen. Geleidelijk aan krijgen ze het bonte kleurpatroon en zijn dan klaar voor transport. Roodborstjes, merels, zwartkoppen en mezen en nog meer vogels eten de oranje zaadrokken met zaad en al op. Ze laten de rozerode vruchtwandjes aan de struik hangen; die zijn kennelijk niet lekker. De zaadrokken van de kardinaalsmuts zijn voedselrijker dan die van vrijwel elke andere soort. Ze vormen de bonus voor de vogels. Want de zaden, die erin verpakt zitten, zijn giftig (ook voor de mens) en worden op een van de volgende pleisterplaatsen weer uitgepoept, om na een of twee winters te kiemen. Ze wegen bijna 60 mg en zijn daarmee de zwaarste zaden van alle struiken van de duinstreek. Daar zit behoorlijk wat reservevoedsel in dat goed van pas komt als je in een schaduwrijke omgeving te kiemen wordt gelegd.

De wilde kardinaalsmuts is vooral te vinden in de oudere struwelen en bossen. Dat kan er op wijzen dat de zaden niet makkelijk over grotere afstanden worden getransporteerd. Ook hangen er vaak in januari nog wat vruchten aan de struiken en zorgt de wind ervoor dat ze toch nog op de grond belanden.

Inmiddels is het winter geworden. Maar zelfs in die periode zijn ze niet veilig. Als voedsel schaars wordt, gaan konijnen de kardinaalsmuts als wintervoorraad aanspreken. De takken van een heel struweel worden dan soms compleet kaal geschild. En weer vraag je je af of het levenseinde van de kardinaalsmutsen nabij is. Maar ze lopen in het voorjaar toch weer uit. Het moet wel zo zijn dat de traag groeiende kardinaalsmutsen een ondergrondse voorraad reservestoffen aanleggen om alle aanvallen het hoofd te kunnen bieden. 

Spinspoelen

Tenslotte, als je de ranke wilde kardinaalsmuts in het veld ziet staan, zou je niet vermoeden dat zijn houten kern zo hard en duurzaam is. In het verleden werd het kernhout gebruikt om er weef- en spinspoelen van te maken die langdurig konden worden gebruikt. Dat heeft tot haar Engelse en Duitse namen geleid: ‘spindle tree’ en ‘Spindelstrauch’.

Eddy van der Meijden is emeritus-hoogleraar Ecologie aan de Universiteit Leiden.

Dit artikel verscheen in ons kwartaalblad Duin. Wilt u meer weten over de Nederlandse kust? Word donateur en ontvang Duin voortaan elk kwartaal. Of vraag een gratis proefexemplaar aan.