Meer vleermuizen

Watervleermuis door fotograaf Anton Oliehoek
Watervleermuis door fotograaf Anton Oliehoek

Ze zijn nu niet te vinden, of schaars. Ze wachten betere tijden af in de vorm van larve of pop, ze zitten diep in de grond, houden een winterslaap, zijn zuidwaarts vertrokken of zitten bij de kachel een stukje voor Duin te schrijven. Als je toch in het duin komt, loop je ongemerkt over heel wat van dat stille leven. Veel bodemdiertjes zijn bestand tegen lage temperaturen. In de bodem zijn die nooit extreem. Geleidelijk aan verdwijnen er steeds meer afgevallen bladeren en steeltjes: het werk van bodemdiertjes, samen met schimmels en bacteriën. Niet alles blijkt te slapen.

Het is zelfs mogelijk dat je door het duin loopt, terwijl er voeten onder je, opwaarts wijzen. Ik doel niet op Nieuw-Zeelanders zo’n 13.000 kilometers lager, maar op vleermuizen in bunkercomplexen. De gangen zitten soms verborgen onder metersdikke zandlagen, ideaal voor een constante temperaturen en hoge vochtgehalten. De boel moet wel redelijk afgesloten zijn. Dit zijn ideale omstandigheden voor verschillende soorten overwinterende vleermuizen. Omgekeerd hangen ze aan hun poten in deze rustige omgeving. Je moet ze niet willen zien, want dan stoor je. Dat kost toch weer bruin vet van de vleermuis. Een enkele maal dringt er wel een vleermuisteller in de bunker door.

Dat tellen zal wel, hoe paradoxaal ook, bijgedragen hebben aan hun toename: rond 1975 waren de meeste bunkers niet geschikt. Zaten ze vol zand, dan moest dat weg geschept worden. Echte gaten werden dichtgemetseld. Zo konden menselijke bezoekers ook niet storen, kon de vochtigheid hoog, en de temperatuur constant blijven. Vleermuizen zoals de watervleermuis en de meervleermuis profiteerden van deze nieuwe winterverblijven. Voor de zeldzame meervleermuis werden het de belangrijkste ‘grotten’ in Europa. 

Onbekend maakt onbemind. Vleermuizen laten zich ’s winters niet zien en zijn overdag onvindbaar. Ze vinden hun weg in het pikkedonker. Ze werden vroeger dan ook gezien als vliegende duivels. Hun botten zijn flexibel, zodat dwergvleermuizen ondanks hun spanwijdte van 20 centimeter in een luciferdoosje passen (duveltje in een doosje). Onlangs ook nog ‘schuldig’ aan corona. Maar na de oorlog is er steeds meer bekend geworden over hun levenswijze. Men ontdekte hun sonarsysteem, met detectors kon men ze opsnorren, Jan en alleman liep mee op nachtelijke excursies met die apparaatjes, er werd verteld hoeveel mugjes en vliegjes ze wegvangen. Kortom, ze werden gerehabiliteerd. Ik stel voor: noem hun vlerken voortaan vliegvliezen, dat klinkt veel aangenamer. En flippers weer zwemvliezen.

Tekst: Peter van den Berg

Dit artikel verscheen in Duin. Wil je meer weten over de ontwikkelingen langs de Nederlandse kust? Word donateur en ontvang Duin voortaan elk kwartaal. Of vraag een proefexemplaar aan.

Gerelateerde berichten

De zebrarups is een gemakkelijk herkenbaar duindier. Hij is opvallend oranje-zwart gestreept en laat zich volop zien, een signaal aan insecteneters: eet mij niet, want ik ben giftig! Voor ons is hij daardoor niet moeilijk te vinden. Het is de rups van de sint- jacobsvlinder: twee namen, één soort.
Duinconsulent Cindy Kleyn en boswachter Paul van der Linden van PWN verwelkomden zo’n 25 deelnemers. Twee van hen kwamen helemaal uit Eindhoven, speciaal voor deze excursie. ‘We zijn al 25 jaar lid van Duinbehoud en zagen de aankondiging. We hebben een zwak voor deze streek, waar we ook vandaan komen’. De excursie op landgoed Marquette sloot goed aan bij de lezingen in Naturalis de dag ervoor: cultuurhistorie, biodiversiteit en collectieve kracht.
We spreken elkaar bij  kwelder De Putten, een ‘wegrestaurant voor vogels’ achter de Hondsbossche Duinen. Foppe komt aanlopen en vertelt dat hij op zijn wandeling tussen dijk en duin vergezeld werd door twee roodborsttapuiten: ‘weet je waarom die hier zitten?’ Foppe houdt van het gidsen en deelt zijn kennis graag: ‘kijk maar eens naar al dat duinzand en die duindoorns, daar schuilen ze in, broeden vlak bij de grond en eten ervan! Eigenlijk net als de kneu die hier ook broedt’.